Column Trude Maas
Ons rode potlood
Nu het veld in Den Haag weer behoorlijk open lijkt te liggen, moeten we weer goed nadenken over de keuze die we eind november willen maken.
Niet zozeer over de schoenen van de nieuwe kandidaten, hun haardracht of hun roots. Maar meer over hun visie voor de lange termijn.
Het mag dan straks over landelijke thema’s gaan, voor het Utrechtse hebben de uiteindelijke keuzen natuurlijk ook gevolgen. Want Den Haag bepaalt de ruimte voor eigen lokaal beleid.
Werkagenda uitvoeren
Des te interessanter nu Utrecht net begint aan de uitvoering van een Utrechtse Onderwijs Agenda, een werkagenda voor 2023 tot 2026. Opgesteld door het gezamenlijke onderwijs, andere professionals, ouders en kinderen in Utrecht, met een stempel van goedkeuring van de gemeenteraad. Daarna beginnen ze niet opnieuw met vergaderen, want er is al vooruitgekeken naar 2040 in een ‘koersdocument’. Dat omvat twee A4-jes, een kort en krachtig toekomstbeeld waar het Utrechts onderwijs naartoe wil werken. Den Haag gaat nu en straks ook voor deze plannen natuurlijk wel bepalen hoeveel ruimte er in Utrecht is.
Ontwikkeling van jonge kinderen
Hete hangijzers waren de afgelopen periode de kinderopvang en de buitenschoolse opvang. Voor velen -denk aan de horror van de toeslagen- te duur. En voor nog meer mensen eigenlijk vrijwel onbekend terrein. Waardoor de ongelijkheid van kansen eerder groter werd dan kleiner.
Het hielp ook niet dat vooral de bril van de werkgevers centraal stond. Tot mediacampagnes aan toe. Waardoor het meer een opvang werd voor werkende moeders/vaders. Aandacht voor de ontwikkeling van jonge kinderen was er eigenlijk niet in het debat.
Ongelijk investeren voor gelijke kansen
Misschien is kinderopvang eigenlijk veel belangrijker voor niet werkende of sociaal zwakke ouders? Er verschijnen op het moment van de leerplicht nog steeds kinderen op school die niet eens kunnen spelen en niet weten hoe met een kleine ruzie om te gaan. Of slecht Nederlands spreken en verstaan. Tja, die achterstand loop je niet zomaar in. Een valse start zou je het kunnen noemen. Frustrerend, voor de kinderen en uiteindelijk voor ons allemaal. Niet voor niets staat in de Utrechtse Onderwijs Agenda: ‘We maken vaak gebruik van het begrip onderwijs, daarmee doelen we op de brede ontwikkeling van kinderen en die begint al in de kinderopvang en voorschoolse educatie’.
De Agenda besteedt veel aandacht aan dit onderwerp. De voorgestelde oplossing? Ongelijk investeren voor gelijke kansen. Niet alleen mensen en gezinnen verschillen van elkaar. Ook stadswijken en buurten moet je beoordelen naar hun karakter en bevolkingssamenstelling. Geen stadsbrede aanpak en investeringen dus, maar toegespitst op de behoeften en kwaliteiten van elke wijk.
Onneembare ambtelijke hordes
Er lopen al pilots. Ook met de mede-verantwoordelijkheid die ouders kunnen nemen. Zij leren elkaar daardoor kennen, en ontwikkelen onderling een netwerk. Die pilots lopen goed en worden uitgebreid.
In andere wijken wonen mondiger ouders die zelf initiatief nemen voor kinderopvang. Zo telt de stad vijf crèches die geheel door ouders gerund worden. De wet erkent deze Kinderopvang door Ouders (KDO).
Initiatieven voor meer van die crèches passen nu net nog even niet in die Onderwijs Agenda, lijkt het wel. Want bij het vinden van een plek stuiten de initiatiefnemers op ambtelijke hordes die voor hen niet te nemen zijn. Hier dus nog even ongelijke kansen voor gelijke ambities.
De politieke visie op de nul- tot vierjarigen.
De mix tussen Den Haag en de stad is aan het veranderen: geef de stad de ruimte voor eigen onderwijsbeleid. Maar de mix tussen stad en burgers verandert ook. Betrek bewoners meer en geef ze (letterlijk) de ruimte.
Dus hoe kiezen we straks?
Geef vertrouwen aan mensen die de nieuwe mix begrijpen en er ruimte voor willen bieden. Let daar dus even op bij de komende debatten.
Gebruik gewoon als test de politieke visie op de nul- tot vierjarigen.
Trude Maas
Voorzitter Utrecht Development Board
"Constructief, maar wel kritisch"
De kracht van de Utrecht Development Board? Drie leden geven een eenstemmig antwoord: de eigen koers los van de politiek, zoekend naar gesprek met de stad en de buurt. Kortom: allereerst in contact met de basis en niet met reguliere machtsfactoren.
> Lees het hele interview